Djayden

Djayden

Djayden.jpg

 “Als ik geen meisje ben, maakt dat me dan een jongen?”

Djayden (26) speelt Tomas in Homonologen

Als Djayden vroeger in de spiegel keek, gingen er honderden vragen door zijn hoofd. Weten dat je in het verkeerde lichaam zit, gaat niet altijd in één keer.

“Ik keek soms dagen in de spiegel maar ik kreeg geen antwoord. ‘Zou ik blij zijn met wie ik zou worden?’ Niemand kon me vertellen hoe ik eruit zou gaan zien. ‘Hoe kan ik nou weten of ik straks tevreden ben als ik een jongen ben?’ Hoe weet ik zeker dat dat echt is wat ik wil?’ Maar rond mijn twintigste ging er een knop om. Ik moet niet in de spiegel kijken en proberen in te beelden hoe ik eruit zou zien als jongen, dat lukt toch niet. Ik moet gewoon denken: ben ik tevreden met hoe het nu is? Toen ik mezelf dat in de spiegel vroeg, was het heel duidelijk: nee ik was niet blij met het feit dat ik borsten had. En dat was stap 1.


Dat ik een jongen ben, was niet iets wat ik me in één klap als een heldere ingeving realiseerde, ik heb het stapje voor stapje moeten ontdekken. Het was niet iets wat ik altijd al heb geweten, wel iets wat altijd al zo is geweest. Maar als kind vertelde ik mezelf gewoon: ‘Je bent geboren als meisje dus je bent een meisje. Punt uit.’ Tja, wist ik veel.

Als ik nu terugkijk zijn er genoeg momenten geweest waarop ik het kon weten. De hoofdrol in de groep 8 musical was een mannelijke rol. Ik wilde graag de hoofdrol, maar als meisje mocht ik geen auditie doen. Ik ben enorm in opstand gekomen en heb doorgezeurd en doorgezeurd tot het wel mocht. En ik kreeg de rol, ha! Ik speelde een man. En al wist ik toen niet wat ik nu weet, dat voelde heel goed.

Als iemand me ‘zij’ noemt, heb ik gewoon niet de ballen om daar iets van te zeggen

Op de basisschool hield ik van breakdance en ik droeg graag jongenskleding. Daar dacht ik verder niet veel van. Daar voelde ik me gewoon goed in. Pas op de middelbare school realiseerde ik me dat dat ‘anders’ was, en ‘anders’ was verkeerd. In de brugklas sloten leerlingen weddenschappen met elkaar af: was ik een jongen of een meisje? De winnaar kreeg een tientje. Dat deed me heel veel. Zoveel dat ik me er tien jaar lang van heb afgesloten. Ik wilde niet meer nadenken over wie ik was. Ik ben geboren als meisje, punt uit.

Om van de pesterige weddenschappen af te zijn, ben ik me als een stereotype meisje gaan kleden. Roze shirtjes, lang haar; opdat het maar voor iedereen duidelijk was. Ik luisterde niet naar wat ik zelf voelde, ik nam gewoon alle adviezen van mijn omgeving ter harte. Zelfs de ongevraagde adviezen van de pesters, over hoe ik mijn haar moest dragen. Het heeft lang geduurd voordat ik zelf de regie nam. Ik wilde door iedereen aardig gevonden worden en overal bij horen. Eigenlijk wil ik dat nog steeds, aardig gevonden worden. Dus ook als iemand me misgendert, dan verbeter ik dat eigenlijk nooit. Als iemand me ‘zij’ noemt, dan heb ik gewoon niet de ballen om daar iets van te zeggen. Ik wil dat mensen me mogen.

Misgenderen gebeurt de laatste jaren gelukkig bijna nooit meer. Ik word nu erkend als man; ik zie eruit als een man en ik klink als een man. Ik ben tevreden. Een moeilijke weg, als ik terugdenk aan dat ‘meisje’ in het roze.

Dat ik transgender ben realiseerde ik me geleidelijk. Er was niet één pats-boem-zo-zit-het-moment, maar het ‘Hojokamp’, een kamp voor jongeren die bezig zijn met hun geaardheid of gender, heeft veel geholpen. In 2014 heb ik me aangemeld. Eigenlijk omdat ik toen nog dacht dat ik misschien bi was. Ik had veel vragen en onduidelijkheden en vond het fijn om soortgelijke mensen te ontmoeten. Het jaar erna was er een reüniekamp. Iets triggerde me daar om meer na te gaan denken over mijn gender. Of eigenlijk, de gedachtestroom eindelijk toe te laten. Vanaf toen liet ik de vraag niet meer los: ‘ben ik nou een jongen of een meisje?

Ik wilde dat iemand tegen me zei: ‘Ja, je bent een jongen, het klopt.’ Maar niemand kan je dat antwoord geven. Dat kan je alleen zelf.

Maandenlang ging er niks anders meer door mijn hoofd: ‘Hoe zit het dan?’, ‘Ben ik misschien echt geen meisje?’, ‘Als ik geen meisje ben, maakt dat me dan een jongen?’, ‘Kan ik er ook ergens tussenin zitten?’, ‘Waaraan zou ik moeten merken dat ik een jongen ben?’

Ik wilde direct antwoorden, maar die antwoorden kwamen niet. Dat frustreerde me. Ik wilde dat iemand tegen me zei ‘Ja, je bent een jongen, het klopt.’ Maar niemand kan je dat antwoord geven. Dat kan je alleen zelf.

Dus ik ben langzaam antwoorden gaan vergaren. Ik ben gaan experimenteren en met kleine stapjes gaan werken. Ik begon met het dragen van een binder, een hesje dat je borsten platdrukt. Later ging ik jongenskleren dragen en weer later knipte ik mijn haar kort. Bij elke stap vroeg ik mezelf in de spiegel of dit dan beter klopte. Ik dacht niet meer na over het eindresultaat, de hapklare conclusie, ik ging gewoon steeds ietsjes verder. Een zoektocht waarbij ik leerde heel goed te luisteren naar mijn eigen gevoel. Soms heb ik even de proef op de som genomen. Dan deed ik weer iets in het roze aan, gewoon om even te testen of ik dat dan niet meer wilde. Gewoon om het dubbel te checken.

Het is alsof je tegen een kind zegt: ‘Je mag naar de speeltuin… als je 18 bent.’

Eigenlijk voelde elk stapje steeds juist heel goed. Langzaam kreeg ik antwoorden. Ik ben mensen in mijn omgeving gaan vragen om me anders aan te spreken. Ook om te experimenteren; gewoon eens even kijken hoe dat voelt.

Net zoals de antwoorden op mijn vragen kwam ook mijn nieuwe naam niet kant en klaar uit de lucht vallen. Ik wilde niet alleen een naam die ikzelf mooi vind, mijn omgeving moest hem ook mooi vinden. Vanuit puur praktische overwegingen: zij moeten hem gebruiken. Ik heb door veel babynamensites gescrold en heb over meerdere namen nagedacht. Uiteindelijk is het Djayden geworden, Djayden betekent ‘dankbaar’. En dat vind ik mooi.

Voor mijn moeder was het best lastig. Vooral dat ik mijn naam veranderde. Zij heeft mijn oude naam natuurlijk aan me gegeven en die betekende veel. Gelukkig gebruikt ze die naam inmiddels niet meer. Ze probeert me te steunen. Soms noemt ze me wel nog per ongeluk ‘zij’. Het is gewoon wennen. Toen ik ervoor uitkwam was ik natuurlijk in mijn hoofd al door een heel proces gegaan. Je omgeving loopt in dat soort dingen altijd een beetje achter op jezelf.

Toen ik stapje voor stapje tot antwoorden was gekomen, was ik helemaal klaar voor de medische transitie. Ik wel. In december 2016 kreeg ik eindelijk groen licht. Groen licht betekent dat een team psychologen heeft geconcludeerd dat je inderdaad genderdysforie hebt. Genderdysforie betekent dat je je niet goed voelt bij het geslacht van je lichaam. Als je groen licht krijgt mag je aan het medische traject beginnen. Superfijn, maar dat mocht wel pas een half jaar later. De langste maanden uit mijn leven. Het is alsof je tegen een kind zegt: ‘Je mag naar de speeltuin… als je 18 bent.’

Dat ik nu gewoon onzeker kan zijn over een puist, dat maakt me heel blij

Ik had mijn hele leven naar anderen geluisterd. Nu had ik eindelijk duidelijkheid voor mezelf, en nu gingen wéér anderen voor mij beslissen. Door het wachten ging ik door een diep dal. Maar honden waren gelukkig een grote afleiding voor me. Ik heb Dieren in de zorg gestudeerd en tijdens mijn stage trainde ik honden. Een hond is een spiegel. Als jij alleen in je hoofd zit te malen, gaat een hond echt niet naar je luisteren. Dan denkt ie: ‘leuk dat je me wil trainen vriend, maar ga eerst maar eens in het bos afkoelen.’ Een hond helpt je om in het hier en nu te blijven. Je kan maar met één ding bezig zijn en dat is de hond die voor je staat. Het stopt de gedachtestroom.

In maart 2017 mocht ik eindelijk beginnen aan hormonen. Dat is nu alweer drie jaar geleden. Op mijn 21e ging ik dus door een tweede pubertijd. Want dat is wat hormonen met je doen. Inmiddels ben ik een groot deel van de transitie door. Ik ben nu gewoon wie ik ben en daar ben ik tevreden mee.

Als ik nu in de spiegel kijk ben ik niet meer aan het malen. Al ben ik dan heus niet altijd blij hoor; ik baal bijvoorbeeld van wallen of een puist. Maar dat ik nu gewoon onzeker kan zijn over een puist, dat maakt me heel erg blij.”